Oude wijn in nieuwe zakken ?
Dat de boekdrukkunst de wereld heeft veranderd, zal niemand ontkennen. Wat velen zich echter niet realiseren is dat dit aanvankelijk helemaal niet zo leek te zijn. Johannes Gutenberg (een van de pioniers in het drukken met losse letters) had moeite om sponsors te vinden voor z’n experimenten. En toen zijn grote bijbel eindelijk van de drukpers rolde (1455), was men wel onder de indruk van de technische prestatie die hij had geleverd, maar vonden de meesten de handgeschreven bijbels toch mooier. En ze hadden een punt. Gutenberg had met z’n nieuwe techniek vooral geprobeerd om die oude bijbels zo goed mogelijk na te maken. Het lettertype leek op het handschrift van de monniken, en er was zelfs ruimte uitgespaard voor versierde hoofdletters. Die konden dan nadien worden ingekleurd. Zo groef hij zijn eigen graf: Zijn bijbel was een mechanische kopie van een handgeschreven origineel. En het origineel is altijd beter. En dan nog: De meeste kerken hadden al een bijbel, of een missaal. Dus wat is het eigenlijk het nut van boeken en masse produceren? Er was gewoon geen afzetmarkt.
Toen vonden er twee revoluties tegelijk plaats, een esthetische (stijl) en een inhoudelijke:
In Italië begon een nieuwe generatie drukkers elegante, goed leesbare lettertypes te snijden. Ze leken in niets meer op de oude zwarte gothische letters. Ze waren afgeleid van het handschrift van humanistische geleerden. We kennen de lettertypes vandaag nog: roman, italics. Ook de bladspiegel werd aangepast. Niet meer maximaal aantal letters op één blad gepropt, vol afkortingstekens (zoals voor de Latijnse universiteitsboeken) maar een evenwicht tussen bedrukte en onbedrukte ruimte: Er kwam een titelpagina met eigen grafisch ontwerp. Dat was de eerste revolutie.
In een klein stadje in het Oosten van Duitsland vond de tweede revolutie vond plaats: Wittenberg. Daar was begin van de 16de eeuw een moderne universiteit opgericht door de keurvorst (Frederik). Aan de theologische faculteit was dr. Martin Luther actief. Een ambitieuze augustijner monnik. Hij had serieuze kritiek op de kerk van zijn tijd. Af en toe stelde hij een discussietekst op voor een inter-universitair debat tussen collega’s. In 1517 bijvoorbeeld: 95 stellingen over de verhouding tussen boete en aflaat. In het Latijn, dat spreekt. Door de universiteitsdrukker werden ze op één blad gedrukt en rond 31 oktober hingen ze ad valvas, d.w.z. aan de deuren van de kerken van Wittenberg. Niets bijzonders, for insiders only. Echter, als antwoorden op zijn pertinente vragen aan de aartsbisschop van Mainz uitblijven, begint het te kriebelen bij professor Luther. En hij doet iets wat geen professor of theoloog voor hem ooit gedaan heeft: Hij schrijft een tekst, in het Duits, ca. 1.400 woorden, meer niet, onderverdeeld in 20 genummerde alinea’s. In gewone taal legt hij heel concreet uit waar het in die theologische discussie nu eigenlijk over gaat. Vervolgens stapt hij – letterlijk – naar de drukkerij van Wittenberg en legt aan de drukker uit hoe hij de lay-out ziet. De drukker is verbluft. Hij heeft enkel ouderwetse lettertypen en die nieuwe layout-toestanden kent hij enkel van horen zeggen. Maar hij doet z’n best en levert een ‘moderne brochure’ af, getiteld ‘een preek over de aflaat en de genade’. Elke Duitser die zelf een beetje kan nadenken kan nu begrijpen wat er op het spel staat in de aflaathandel met Gods genade. Het boekje bereikt een ongezien oplage en verspreiding. Twee jaar later maken Luthers’ Duitse geschriften in hun eentje 2/3 uit van de hele boekproductie in het Duitse taalgebied.
De boekdrukkunst had z’n afzetmarkt en publiek gevonden: de zelf denkende mens.
Wat Luther deed was ongehoord. Een theoloog die het publiek opzoekt om zijn punt te maken, en dat in de volkstaal, not done. Daartoe verlaagden geleerden zich niet (oud-gelovigen niet, maar ook de humanisten niet). Het effect was enorm. De boekdrukkunst krijgt vleugels. Een stroom aan pamfletten, boekjes, schotschriften, tractaten ziet het licht. In de volkstaal, te lezen en voor te lezen in huiselijke kring en tavernes. De liederen worden bijgeleverd, alsmede de satirische illustraties. Wittenberg groeit in no time uit tot een drukkerscentrum en Luther kan niet meer tot zwijgen worden gebracht, hoezeer paus en keizer het ook hebben geprobeerd.
Luther wist hoe je de nieuwe media moest gebruiken, toen de nieuwe media dat zelf nog niet doorhadden. Hij is groot geworden door de boekdrukkunst, maar tegelijk heeft hij dat communicastiemedium groot gemaakt en vorm gegeven. Daarin verschilde hij van zijn tegenstanders. Die keken neer op de nieuwe media. Die bestreden Luther aanvankelijk met geleerde Latijnse teksten, de oude media. Toen ze doorkregen dat ze daarmee het hart en hoofd van de mensen niet bereikten, was het al te laat. Ze hadden het contact verloren. Luther was incontournable geworden. 500 jaar geleden (in Worms) kwamen ze erachter.
De geschiedenis herhaalt zich niet, maar er zijn wel lessen van te leren. De wereld van het internet, en de sociale media: qua revolutie vergelijkbaar met de boekdrukkunst. Maar bij nieuwe media hoort ook een nieuwe communicatiestijl. Het volstaat niet om – net als Gutenberg – de oude vormen in het nieuwe medium te verpakken en aan de mensheid aan te bieden. Dat werkt niet. De Band als PDF is niet De Band. Bij nieuwe media horen ook ieuwe communicatievormen. Communicatie, een mooi en veelduidig woord. Al ‘communicerend’ vormen zich gemeenschappen (communiones) en in de wereld van het internet zijn die niet gebonden aan tijd en plaats (bijv. zondagmorgen, 10u, in het kerkgebouw). Ze zijn vloeibaar, vluchtig, ze veranderen voortdurend en stellen zich al veranderdend steeds opnieuw samen. Ze voelen anders aan dan fysieke gemeenschappen, ze zìjn ook anders, maar het zijn wel degelijk ook echte vormen van gemeenschap en verbondenheid. En de vraag is: waar is de kerk in deze wereld?
De corona-crisis heeft hier veel duidelijk gemaakt. De kerk staat met de handen in het haar. Ze biedt (net als Gutenberg) de oude fysieke vormen (kerkdiensten) aan maar nu in het nieuwe jasje van youtube. En natuurlijk zeggen de kerkmensen: het is niet echt. Het zijn maar slappe afkooksels, surrogaat. Precies. Zij kennen het origineel en willen dat terug. Gelijk hebben ze. Maar dit is maar de helft van het verhaal. Zo’n filmpje is niet de manier om te communiceren binnen dit medium. En dus komt de boodschap niet over, niet voor de kerkganger (die het origineel mist), en al helemaal niet voor de buitenstaander (die nu elk aanknopingspunt kwijt is). En van die ‘buitenstaanders’ zijn er inmiddels veel. Antwerpen telt ong. 500.000 inwoners. Daarvan gaan er op zondag ongeveer 499.900 niet naar één van de kerken van De Band. Veel mensen – maar laten we reëel zijn, ook wij zelf – beleven gemeenschap op een andere wijze dan vroeger. De tijd is anders geritmeerd. Alle dingen zijn in beweging gekomen. Ook wij, staan anders in het leven dan vroeger. Niet beter, niet slechter, maar anders. En de vraag is: Zijn wij als kerk met en vanuit het evangelie aanwezig in die nieuwe media (die deel uitmaken van de ‘wereld’ van de hedendaagse mens), dat mensen ook daar de kans krijgen om echt te ‘smaken dat de Here goed’ is.
Dick Wursten